Mira en de meeuw

Het was een warme avond.
Mira had haar bord met eten mee naar buiten genomen.
Ze zat ermee aan de tuintafel, at af en toe wat en las een artikel in Schrijven Magazine.
Tot ze in haar ooghoeken iets zag bewegen.
De kat van de buren. Het was een oude poes met een mottig velletje.
Meestal kwam ze met stramme pootjes Mira’s tuintje in sjokken.
Nu bleef ze laag bij de grond. Ze probeerde te sluipen.
Het puntje van haar staart bewoog opgewonden heen en weer.

Mira wilde al opspringen.
De kat was wel oud en stijf, maar af en toe lukte het haar toch nog om een vogel te vangen.
Kortgeleden had ze een mus te pakken gehad. 
Mira had de bloederige resten kunnen opruimen. En veren, verbazingwekkend veel veren.

Toen ze zag waarom de kat zo opgewonden was hield ze zich in.
Ongelofelijk dat ze hem niet had gezien! En wat was hij groot!
Op het smalle strookje aarde naast de vlinderstruik zat een meeuw. Stil en in elkaar gedoken.

De kat tijgerde naar voren.
Nu kwam Mira ook in beweging. ‘Kssssjt, weg jij,’ stampte ze.
De kat leek zich haar leeftijd te herinneren, deed een paar stijve stapjes achteruit en keek Mira verontwaardigd aan.
‘Jij, ja,’ knikte Mira. ‘Blijf uit de buurt.’
Behoedzaam, alsof ze nu zelf sloop, liep ze naar de meeuw toe.

De vogel leek haar met een star, geel oog in de gaten te houden, maar bewoog niet.
Zo keken ze een tijdje naar elkaar, Mira door haar knieën gezakt, de meeuw nog steeds in elkaar gedoken.
‘Volgens mij ben jij uitgeput,’ mompelde Mira. ‘En je bent nog niet zo oud hè?’
De meeuw had bruinige vlekjes op zijn vleugels en borst.
‘Oud genoeg om zo groot te zijn,’ besloot ze.

De kat zat nog steeds te loeren op het tuinpad.
Mira haalde diep adem en pakte de meeuw met twee handen vast, achter zijn kop, waar zijn vleugels begonnen.
Snel liep ze naar de tuintafel en zette hem daar neer. Veilig voor de kat. Zo hoog sprong die niet meer.
Voor de zekerheid schoof ze haar stoel er een eind vandaan.
Nu pas ademde ze uit. ‘Nooit gedacht dat ik dat zou durven… Blijf zitten, jij.’

De meeuw leek er beduusd van. Stil zat hij op de krant naast haar bord.
‘Wat eten meeuwen? Alles toch? … Een beetje rijst? Sla?’
De meeuw leek niet geïnteresseerd in de restjes die op haar bord lagen.

In de keuken deed Mira wat stukjes oud brood in een metalen bakje en goot er water over.
De meeuw was misschien eerder uitgedroogd dan hongerig.
Ze zette het eten voor de vogel neer, maar die reageerde ook nu niet.

‘Oké, dan doen we het samen,’ zuchtte Mira.
Ze ging naast de tafel staan, sloeg een arm om het beest heen, drukte hem tegen zich aan en wurmde zijn snavel open.
‘Doe je kop achterover,’ zei ze zachtjes.
Tot haar verrukking slobberde de meeuw het natte brood op nu ze het hem voerde.
Het hele bakje ging slikkend leeg.
Intussen werd het donker.

De kat drentelde heen en weer aan het eind van de tuin.
‘En jij poept direct op mijn tijdschrift,’ maakte Mira haar gedachten af.
Ze pakte de meeuw voorzichtig onder zijn buik vast aan zijn poten, klom met hem op de kruk die altijd tegen de schuur stond en zette hem op het platte dak.
‘Nou maar hopen dat er geen andere katten komen.’

De volgende morgen zat hij er nog. Op het dak.
Het was het eerste wat Mira zag toen ze haar slaapkamergordijnen opendeed.
Ze moest opschieten. Werk.
Snel deed ze wat nat brood in het metalen bakje dat nog op het aanrecht stond en zette het voor de meeuw neer, die iets levendiger leek en nieuwsgierig zijn kop over de rand van het dak stak zodra ze op de kruk klom.

Toen ze aan het begin van de avond thuiskwam zat hij in de tuin.
Een paar meter verder zat de kat stil en rechtop langs hem heen te kijken.
De meeuw leek groter dan gister. Vooral zijn snavel.
Mira verbaasde zich erover dat ze hem had vastgepakt.
‘Zo, jij durft,’ zei ze terwijl ze het lege bakje van het schuurdak pakte. ‘Nog een beetje?’

De avond leek op die ervoor. Ze at buiten en las wat.
De kat bleef in de buurt. Alleen de meeuw was anders.
Hij at zijn bakje leeg, liep door de tuin alsof hij er altijd gewoond had en bedelde de restjes pasta en sla van Mira’s bord.
‘Zie je wel, meeuwen eten alles,’ zei ze toen ze met het lege bord en het bakje naar de keuken liep.
De meeuw stapte achter haar aan, maar dat ging haar toch te ver.
‘Niet in huis jij,’ duwde ze de vogel weer naar buiten.
‘En jij, wegwezen!’ waarschuwde ze de kat, die ongemerkt vlakbij was gekomen en er nu op haar stijve pootjes vandoor ging alsof ze probeerde te verschrompelen.

De kat leek klein, de meeuw groot, maar toch zette ze de vogel toen het donker was weer op het dak.
Daar zat hij de volgende morgen nog, maar toen Mira de tuin in kwam, spreidde hij zijn vleugels en zeilde naar beneden.
Hij landde op de tuintafel en leek groter dan ooit.
‘Ook goedemorgen,’ zei Mira en ze legde de zaterdagkrant naast hem.

Toen ze even later met koffie voor haarzelf en ontbijt voor allebei weer naar buiten kwam, zat hij daar nog steeds.
Hij wilde zijn snavel al in het bakje brood steken, maar Mira zette het snel op de grond en de vogel volgde zijn eten met een zwierige sprong.

‘Zo,’ zei ze toen ze thuiskwam van boodschappen doen en de meeuw weer door de tuin scharrelde met de kat als publiek. Ze pakte hem bij zijn poten en zette hem op de tuintafel. Zelf ging ze erbij op de stoel zitten. ‘En nu vliegen.’

De meeuw keek haar met zijn starre gele ogen aan en stak zijn snavel naar voren.
‘Nee, niet eten. Vliegen.’
Mira stak haar armen opzij alsof ze haar vleugels uitsloeg en maakte een wiekende beweging.
De meeuw begon zenuwachtig op zijn poten te wiebelen.
‘Gebruik je vleugels. Zo.’

Mira kon haar vleugels bijna voelen, alsof er slagpennen aan haar armen zaten en ze er lucht mee kon verplaatsen.
De meeuw stak zijn vleugels uit en wapperde er een beetje mee.
‘Concentreer je.’ Met al haar overtuigingskracht bleef Mira slagen maken, alsof ze elk moment kon opstijgen.
Nu strekte de meeuw zijn vleugels. Hij werd zo gigantisch dat de tafel opeens heel klein leek.
Er kwam een opgewonden gepiep uit zijn snavel.

‘Niet zo babyachtig,’ zei Mira streng. ‘Je bent een grote meeuw. Vlieg!’
De meeuw stak zijn kop naar voren en gaf een langgerekte meeuwenschreeuw.
Het klonk helemaal niet babyachtig.
Toen sloeg hij zijn vleugels uit en steeg op.

Met haar armen in de lucht en ingehouden adem keek Mira hem na.
Op dat moment kwam de buurvrouw de tuin in lopen.
‘O, daar ben je,’ zei ze tegen de kat. En tegen Mira: ‘Zit ze nou steeds bij jou?
Ze is anders nooit zo lang weg, maar de laatste dagen…’

Het was of de kat zuchtte. Net als Mira wendde ze met tegenzin haar blik af van de lucht.
De buurvrouw keek juist naar boven, zoals dat gaat als anderen omhoog kijken.

‘We hadden een meeuw hier,’ legde Mira uit. ‘Maar nu is hij weg. Ik heb hem leren vliegen.’
‘Ja ja,’ knikte de buurvrouw met een gezicht dat iets heel anders zei. Toen sprong ze met een schreeuw achteruit.
Krijsend landde de meeuw tussen hen in op de tafel.
De kat grijnsde.

© Annemieke Woudt 2006
In 2023 opgenomen in de Bindbundel van de Zaanse Schrijfkamer

Nederlands voor anderstaligen