Het verhaal van Bram en Sara

1. Bram

Bram is een man. Hij is niet oud. Hij is nog jong.
Hij is 32 jaar.
Bram woont in Zaandam.
Dat is in de provincie Noord-Holland,
vlak bij Amsterdam, de hoofdstad van Nederland.

Bram is geboren in Amsterdam, maar hij woont al heel lang in Zaandam.
Zijn moeder, Maryam, woont daar ook.
En zijn broers en zus wonen in Zaandam.

eind sept-eind okt. 2013 035

Bram en zijn familie wonen niet samen in een huis.
Bram woont alleen, in een flat, op de vierde verdieping.
Het is een mooie flat, met drie kamers, een kleine keuken en een balkon.
De flat van Bram is vlak bij het centrum van Zaandam.

Maryam, de moeder van Bram, woont in Zaandam-Zuid.
Ze woont daar in een huis met een tuin.
Vroeger woonde Bram daar ook.
Alle vier kinderen van Maryam woonden daar.
Nu woont alleen Hans nog thuis.

Hans is de jongste broer van Bram. Hij is 29 jaar oud.
De oudste broer van Bram heet Jan. Hij is 35.
Jan is getrouwd en heeft twee kinderen.
Hij woont ook in een huis, niet in een flat.
Hij woont in dezelfde buurt als zijn moeder, Maryam.
Zijn huis staat in een straat vlak bij haar huis.

Anna, de zus van Bram, woont in een flat vlak bij Bram.
Zij woont dus ook dicht bij het centrum van Zaandam.
De winkels en de markt zijn niet ver weg.
Anna is de tweelingzus van Bram.
Zij is op dezelfde dag geboren. Ze is ook 32.
Anna is getrouwd en heeft een dochter.

Bram heeft geen vader meer. Zijn vader is overleden.
Hij was erg ziek. Hij is al vijf jaar dood.
Bram mist zijn vader heel erg.
Maryam en de andere drie kinderen missen hem ook.
Hij was een lieve vader.

Bram ziet zijn familie vaak. Hij houdt veel van zijn familie.
Hij vindt het fijn dat zijn familie zo dicht bij hem in de buurt woont.

2. Sara

Sara is een vrouw. Zij is ook nog niet oud. Ze is nog jong.
Ze is 29 jaar.
Ze is dus 3 jaar jonger dan Bram.
Sara woont in Londen, de hoofdstad van Engeland.
Zij woont dus niet dicht bij Bram, maar ver weg.
Sara is de vriendin van Bram.

westminster-717846__180

Bram houdt veel van Sara. Hij is verliefd op haar.
Hij wil graag bij haar zijn, maar dat is een probleem.
Sara is verliefd op Bram. Ze houdt veel van Bram.
Ze wil het liefst elke dag bij Bram zijn, maar dat kan niet.

Bram en Sara zien elkaar niet vaak.
Dat vinden ze niet leuk.

Sara woont bij haar moeder in Londen.
Haar moeder heet Aisha.
Sara heeft geen broers en zussen. Ze is enig kind.
Haar vader woont al heel lang niet meer bij hen.
Hij is weggegaan toen Sara een klein meisje was.
Sara weet dat niet meer. Zo klein was ze.

Bram en Sara spreken elkaar elke dag.
Ze bellen en ze zien elkaar op Skype.
‘Ik mis je,’ zegt Bram dan tegen Sara.
‘Ik mis jou ook,’ zegt Sara tegen Bram. ‘Ik wou dat je bij me was.’

telefoongesprek 1

Bram en Sara spreken Engels met elkaar.
Sara spreekt geen Nederlands.
Ze kan het ook niet verstaan.

Soms gaat Bram in het weekend naar Londen.
Meestal gaat hij met het vliegtuig. Dat is het snelst.
Hij gaat ook weleens met de trein door de tunnel.

‘Wanneer kom je weer hier?’ vraagt Sara.
‘Ik weet het niet,’ zegt Bram. ‘Kan jij niet naar mij toe komen?’
‘Ik heb het te druk,’ zegt Sara. ‘De komende weekends heb ik geen tijd.’

3. Werk

Bram kan alleen in het weekend naar Sara toe.
Hij gaat niet elk weekend naar Londen.
Dat is natuurlijk veel te duur.
En Sara heeft vaak geen tijd in het weekend.

Bram is vrij in het weekend.
Hij werkt de hele week.
Het beroep van Bram is glazenwasser.

window-washer-30554__180

Bram lapt de ramen van heel veel mensen in Zaandam.
Vaak werkt hij ook in andere plaatsen, vlak bij Zaandam.
In Koog aan de Zaan bijvoorbeeld, of in Zaandijk.

Bram maakt ook ramen schoon van kantoren.
Soms moet hij heel hoog boven de grond werken.

Sara vindt dat niet leuk. Ze vindt het gevaarlijk.
Ze is bang dat Bram valt.
Sara is vaak ongerust over Bram.

Sara werkt vaak in het weekend.
Ze werkt in een ziekenhuis in Londen.
Ze gaat ook naar school.
Ze doet de opleiding verpleegkunde.

nurse-359323__180

Sara wil zuster worden.
Ze leert hoe je voor zieke mensen moet zorgen.

Sara leert al een paar jaar voor zuster.
Ze zorgt nu voor zieke kinderen.
Dit jaar is het laatste jaar van haar studie.
Daarna is ze klaar.

4. Bram gaat Sint Maarten lopen

Anna is de tweelingzus van Bram.
Zij is op dezelfde dag geboren als Bram.
Zij  is dus even oud als Bram. Zij is ook 32.

Anna heeft een kind, een meisje.
Haar dochter is 4 jaar.
Zij heet Tamara.

Bram houdt veel van zijn nichtje Tamara.
Hij gaat vaak naar Anna toe.
Dan speelt hij met Tamara.
Soms gaan Anna en haar man een avond uit.
Dan past Bram op Tamara.

Het is november. ’s Avonds is het al vroeg donker.
Op 11 november is het Sint Maarten.
Dat is een feest voor kleine kinderen.
De kinderen zingen buiten, bij de deuren van de huizen.
Ze hebben een lampion.
De mensen geven snoep of fruit aan de kinderen.

singing-304617__180

Tamara heeft op school een lampion gemaakt.
Ze heeft ook liedjes geleerd voor Sint Maarten.
Ze zingt: ’11 november is de dag, dat mijn lichtje branden mag.’

lampion-451231__180

Anna is ziek. Ze belt Bram op.
‘Wil jij Sint Maarten lopen met Tamara?’ vraagt ze.
‘Ja, leuk!’ zegt Bram. ‘ Maar niet leuk voor de kinderen hier.
Ze komen bij mijn deur zingen en dan ben ik niet thuis.’

Bram gaat naar zijn buurvrouw. Zij woont naast hem op de flat.
‘Ben jij vanavond thuis?’ vraagt hij.
‘Ja natuurlijk, zegt de buurvrouw. ‘Ik ga snoep geven aan de kinderen. Het is toch Sint Maarten?’

‘Wil jij mijn snoep ook aan de kinderen geven?’ vraagt Bram.
De buurvrouw wil dat wel.

Bram doet al het snoep in een bak. Hij geeft het aan de buurvrouw.
Nu krijgen alle kinderen twee snoepjes van de buurvrouw: een van haar en een van Bram.

candy-295585__180

Bram gaat Sint Maarten lopen met Tamara.
Tom, de vader van Tamara, geeft de kinderen snoep bij de deur.
En Anna gaat naar bed.

Anna is niet blij. Ze houdt van Sint Maarten. Nu mist ze het feest.
Maar Tamara en Bram zijn wel blij.
Ze gaan samen langs de deuren, in het donker.
Tamara zingt.
Ze vindt het leuk met Bram.
En Bram vindt het leuk met Tamara.

’s Avonds laat vertelt Bram alles aan Sara.
Sara kent Sint Maarten niet.
In Londen doen kinderen dat niet.

Sara kent Tamara wel. En ze houdt van kinderen.
‘Leuk hoor Bram,’ zegt ze. ‘Lief van jou.’

5. Bram gaat naar Sinterklaas kijken

De zaterdag na Sint Maarten komt Sinterklaas in Nederland aan.
Hij vaart met de boot naar het centrum van Zaandam.
Daar staan heel veel mensen te wachten, met hun kinderen,
want het Sinterklaasfeest is vooral een kinderfeest.

saint-nicholas-558408__180

Anna belt Bram. ‘Ga je mee naar Sinterklaas kijken?’ vraagt ze.
‘Tamara wil graag dat jij meegaat.’
Anna is gelukkig weer helemaal beter.
En Bram wil wel mee.
De aankomst van Sinterklaas is altijd leuk.
Niet alleen voor kinderen.

Eerst gaat Bram koffie drinken bij Anna en Tom.
Ze eten samen een broodje.
Tamara is heel druk.
‘Ze is zenuwachtig voor Sinterklaas, ‘ zegt Anna.
‘Ik ben zo zenuwachtig, ik ben zo zenuwachtig!’ roept Tamara.

Om 1 uur lopen Bram, Anna en Tom met Tamara naar de Burcht.
Dat is het grote plein bij de rivier, waar de boot aankomt.

Er zijn heel veel kinderen op het plein. Ze zingen Sinterklaasliedjes.
‘Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje al aan…,’ zingen de kinderen.
Want de boot van Sinterklaas is een stoomboot.
En de kinderen geloven dat Sinterklaas uit Spanje komt – en dat hij heel erg oud is: meer dan duizend jaar.

1 tm 16 nov. 2013 037

‘Ik zie de stoomboot!’ roept Tamara.
De stoomboot toetert. Sinterklaas en de pieten zwaaien.
De boot stopt bij de kade.
Sinterklaas loopt het plein op. Hij geeft heel veel kinderen een hand.

Op de kade staat een wit paard. Het is het paard van Sinterklaas.
Sinterklaas klimt op zijn rug.

horse-153500__180

‘Vanavond mag ik mijn schoen zetten,’ zegt Tamara.
‘Sinterklaas gaat op het dak, op zijn paard. En dan gooit hij iets in mijn schoen.’
‘Dan moet je wel een liedje zingen,’ zegt Bram. ‘En je moet iets in je schoen doen voor het paard.’
‘Een wortel,’ zegt Tamara. ‘Dat vindt het paard lekker.’

carrots-155708__180

’s Avonds zet Tamara haar schoen.
Ze doet er een wortel in voor het paard.
En ze zingt liedjes voor Sinterklaas.

Bram vertelt alles aan Sara.
‘Vanavond mogen alle kinderen in Nederland hun schoen zetten,’ zegt hij. ‘En morgenochtend zit er snoep in hun schoen.’

‘Leuk,’ zegt Sara. ‘Zing eens een Sinterklaasliedje voor mij Bram.’
En dan zingt Bram voor Sara. Niet één liedje. Wel drie.

nicholas-232057__180


6. Bram wil koffie drinken

Het is avond. Bram zit op de bank.
Hij kijkt tv, maar hij valt bijna in slaap.
Bram wil nog niet naar bed.
Het is nog maar half negen.

cup-146830__180

Ik ga koffie zetten, denkt Bram.
Bram houdt heel veel van koffie.
En dan blijft hij misschien wakker.

In de keuken pakt Bram het koffieblik.
Het blik is leeg.
De koffie is op.
‘Dat was ik vergeten,’ zucht Bram.
‘Ik moet koffie kopen.’

douwe-egberts-909796__180

De winkel is vlak bij zijn huis.
Er zijn niet veel mensen. Het is stil in de winkel.
Bram wil een pak koffie pakken, maar het schap is leeg.
De koffie is op.

‘We hebben nog wel koffie zonder cafeïne,’ zegt de jongen die in de winkel werkt. ‘Dan kunt u straks lekker slapen.’
‘Ik wil wakker worden,’ zegt Bram. ‘Daarom wil ik koffie drinken.’
‘Sorry,’ zegt de jongen. ‘Morgen hebben we weer nieuwe koffie.’

supermarket-507295__180

Bram loopt terug naar huis. Maar hij gaat niet naar zijn deur.
Hij loopt over de galerij naar de volgende deur. Daar belt hij aan.

De buurvrouw doet open.
’Hé, hallo Bram,’ zegt ze. ‘Kan ik iets voor je doen?’
‘Heb jij koffie?’ vraagt Bram.  ‘Mijn koffie is op.’
‘Kom binnen,’   zegt de buurvrouw. ‘Ik wil net thee gaan zetten.
Wil jij ook een kopje thee?’

Bram zucht. ‘Ik wil liever koffie,’ zegt hij.
‘Dan kan je straks niet slapen,’ zegt de buurvrouw.
‘Het is al negen uur.’

‘Ik wou juist wakker worden,’ zegt Bram.
‘Ben je zo moe?’ vraagt de buurvrouw.

‘Ik zat op de bank en ik viel bijna in slaap,’ zegt Bram.
‘Daarom wilde ik koffie zetten. Maar de koffie is op.
Bij mij thuis. En in de winkel ook.’
Bram lacht. ‘Maar nu heb ik geen slaap meer.
Ik ben wakker van het lopen.’

‘Oké,’ zegt de buurvrouw. ‘Wil je dan thee?’
‘Ik hou niet van thee,’ zegt Bram.
‘Iets anders dan,’ zegt de buurvrouw. ‘Ik heb ook sap.
Appelsap. En druivensap.’
‘Druivensap graag,’ zegt Bram.

juice-576799__180

Bram en de buurvrouw drinken samen druivensap.
En ze eten speculaas, koek voor Sinterklaas.

‘Het was heel gezellig bij de buurvrouw,’ zegt Bram later die avond tegen Sara.
‘Ik kan nu vast lekker slapen.’

7. Bram wil Sinterklaas vieren met Sara

Bram komt uit zijn werk.
Hij loopt over de galerij van de flat naar zijn voordeur.
De buurvrouw  komt ook net thuis.
‘Hoi Bram,’ zegt ze. ‘Hoe gaat het met je?’

‘Hé, hallo Moniek,’ antwoordt Bram.  ‘Met mij gaat het goed.
En hoe gaat het met jou? Ga je nog Sinterklaas vieren?’

nicholas-561663__180

Moniek knikt. ‘Ja, volgende week is het alweer 5 december…
Ik ga Sinterklaas vieren met mijn familie en met mijn vriend.’
‘O, met David,’ zegt Bram. Hij kent de vriend van Moniek wel.

‘En jij?’ vraagt Moniek. ‘Komt Sara bij jou?’
‘Ik ga het vragen,’ zegt Bram. ‘Misschien weet ze vandaag of ze kan komen.  Gisteren wist ze dat nog niet.’

gifts-937913__180

‘Doe je Sara de groeten?’ zegt Moniek.
Ze steekt de sleutel in het slot van haar voordeur.
‘Dag Bram, tot ziens.’

Bram belt Sara niet meteen. Sara werkt nog.
In Engeland is het een uur vroeger dan in Nederland.

telefoon

Een beetje later op de avond belt hij Sara.
‘Hoe gaat het met je?’ vraagt hij.
‘Je moet de groeten hebben van Moniek.
Kom je Sinterklaas bij mij vieren?’

‘Nee,’ zegt Sara.
Haar stem klinkt boos.
‘Moet je werken?’ vraagt  Bram.
‘Ja,’ zegt Sara. ‘Dag Bram.’
Ze drukt de telefoon uit.

phone-41385__180

Bram belt meteen weer.
‘Wat is er?’ vraagt hij. ‘Ben je boos?’

‘Jij bent altijd met Moniek,’ zegt Sara.
‘Ga maar Sinterklaas vieren met Moniek.’

Bram begint zachtjes te lachen.
‘O, je bent jaloers,’ zegt hij.
‘Lach niet,’ zegt Sara. ‘Het is niet leuk.’

‘Nee, dat is waar,’ zegt Bram. ‘Jaloers zijn is niet leuk.
Maar je hoeft niet jaloers te zijn.
Moniek is gewoon mijn buurvrouw.
Ze is een goede buurvrouw.
Ze helpt me als ik iets nodig heb.
Als de koffie op is bijvoorbeeld.
Of ze haalt de post uit mijn brievenbus, als ik in Londen ben, bij jou.’

‘Ja, dat is waar,’ zegt Sara. ‘Moniek is aardig.’
Ze zucht.

Bram lacht weer, heel zacht. Zijn stem is ook zacht.
‘Ik hou van jou Sara,’ zegt hij. ‘Alleen van jou.
Je hoeft niet bang te zijn.
Kom je Sinterklaas vieren met ons?
De hele familie wil graag dat je komt.’

london-220245__180

Sara zucht weer. ‘Het kan echt niet.
Ik moet werken op 5 december.
Maar ik heb een idee.
Kom jij Kerstmis vieren bij mij, in Londen?’

christmas-928332__180

Dat vindt Bram een goed idee.

8. Bram wil een cadeau kopen voor Sara

Sinterklaas is weer voorbij.
Op Sinterklaasavond is de hele familie van Bram bij elkaar geweest.
Iedereen heeft cadeautjes gekregen.
Bij de cadeautjes zaten rijmpjes.

Bram leest er een voor aan Sara, op Skype.
Een kort en makkelijk rijmpje is het.
Bram leest het voor in het Nederlands.
Daarna vertaalt hij het in het Engels.

Arme Bram
In Zaandam
Zonder haar
Zonder Saar
In zijn hart
Niet apart
Maar hij mist
Haar beslist

‘Dit is een Sinterklaasgedicht,’ zegt Bram.
‘Er zaten hartjes bij. Snoephartjes, van suiker.’
Hij houdt een suikerhart voor de camera, zodat Sara het ziet.

candy-17491__180

‘Lekker zoet,’ vindt Sara.
Ze giechelt. ‘Saar…,’ zegt ze.
‘Ik heet Saar.’

Een week later gaat Bram naar de stad.
Hij wil een cadeau kopen voor Sara.
Een kerstcadeau.

Eerst koopt hij chocola. Dat is makkelijk.
Sara houdt heel veel van chocola.

chocolates-491165__180

Bram wil een mooi cadeau kopen voor Sara.
Hij loopt door de winkels en zoekt.
Hij kijkt naar jurken en broeken en jassen en tassen.

Het is bijna winter, denkt Bram. Ik koop iets warms.
Een vest of een trui.

sweaters-279563__180

Hij vindt een mooi, warm vest.
Het is een goed cadeau.

vest-151020__180

Maar Bram wil nog iets beters.

Ik wil een ring geven aan Sara, denkt Bram.
Waar vind ik een ring?

‘Ik wil een ring kopen,’ zegt Bram tegen het meisje in de winkel van het vest. ‘Weet jij waar ik een ring kan kopen?’
‘Hier beneden in het warenhuis,’ zegt het meisje.

sterling-silver-377050__180

Bram gaat naar beneden. Daar liggen ringen, in een kast van glas.
Bram vindt de ringen niet mooi. Hij loopt naar buiten.

‘Dag mevrouw, mag ik u iets vragen?’ zegt hij tegen een oude dame.
‘Weet u waar een juwelier is? Ik wil graag een ring kopen.’

De oude dame schudt haar hoofd.
‘Nee,’ zegt ze. ‘Ik kom hier niet vandaan. Maar mijn kleinzoon wel.’
Ze wijst naar de jongen die naast haar staat.
‘Weet jij waar een juwelier is, Rik?’

De jongen lacht. ‘Je moet hier naar links, die straat in.
Dan de eerste straat links en daarna weer de eerste straat links.
Dan nog een keer links en een klein stukje lopen.’

‘Echt waar?’ zegt de oude dame.
‘Ja hoor oma, echt waar,’ zegt de jongen, en hij lacht weer.

shopping-565360__180

‘Bedankt,’ zegt Bram. Hij loopt de straat in die de jongen heeft aangewezen.
‘Volgens mij maakt hij een grapje,’ zegt hij zacht tegen zichzelf.

Bram gaat naar links, en dan weer naar links.
‘Ja natuurlijk,’ zegt hij. Hij staat weer in dezelfde straat.
‘Nu weer naar links en nog een klein stukje lopen…’

Bram is weer bijna bij het warenhuis.
Opeens ziet hij een juwelier.
Hij lacht.
Ik heb een rondje gelopen, denkt hij. Maar die Rik heeft wel gelijk.

Bram gaat de winkel in.
Daar vindt hij een mooie ring.
Een dure ring. Een ring van goud.

ring-879932__180

Sara zal blij zijn, denkt Bram.
Vrolijk loopt hij naar huis.

(Meer volgt) © Annemieke Woudt

Nederlands voor anderstaligen